Voordat de computer werd ingezet in het ontwerpproces was het maken van een lettertype een echt specialisme dat was voorbehouden aan de typograaf. Tegenwoordig zien we daarentegen dat iedereen van alles een lettertype weet te maken. Allerlei vormen uit de werkelijkheid worden gebruikt als blauwdruk of als inspiratie om lettertekens te ontwerpen. Het maakproces van dergelijke lettertypes kan worden beschreven en verklaard aan de hand van de term ‘transcoding’, het vertalen van de ene representatie in de andere.
Alles is een lettertype
Dat de hierboven beschreven wijze om lettertypes te maken veelvuldig wordt toegepast, blijkt wel uit de hoeveelheid voorbeelden die er te vinden. Zo maakten typografen Pierre Smeets & Damien Arresta in samenwerking met coureur Stef van Campenhout het iQ-font (2009). Waarbij een auto, een Toyota iQ, van een viertal markeringspunten boven de wielen werd voorzien, waarbij de door een camera opgenomen sporen vervolgens werden omgezet in vectoren en tot slot verwerkt in een lettertype. Iets vergelijkbaars werd door WK12 en het Oregon Ballet Theatre gedaan in de ontwikkeling van Ligne (2010), het zogenaamde BalletFont. Hierbij werden balletdansers voorzien van bewegingssensoren en werden hun bewegingen in lettertekens, omgezet naar vectoren en tot slot verwerkt tot een lettertype.
Ook Noaki Nishimura demonstreert vrij letterlijk dat alles een ‘typeface’ kan zijn met zijn variabel lettertype Helvetica Face (2010). Hierbij worden lettercontouren van Helvetica gevuld met afbeeldingen van gezichten – van webcams – omgezet in zwart/wit-waarden. Ook ontwerper Yomar Augusto bedient zich van het ‘transcoding’-principe om een lettertype te ontwerpen. Zo maakte hij voor Chiquita (2012) als basis voor zijn lettervormen gebruik van bananenschillen. Elk voorwerp of verschijnsel in de alledaagse omgeving kan dus worden aangegrepen om een lettertype op te baseren.
Alles bestaat uit cijfers
Deze lettertypes zijn allemaal de afgelopen 5 jaar gemaakt. Het is aannemelijk dat de beschikbaarheid, de betaalbaarheid en de mogelijkheden van computers en software een belangrijke rol spelen in de totstandkoming van dergelijke typografie. Naarmate dit voor ontwerpers binnen handbereik komt, zullen ze dit toepassen in hun werk. Maar hoe leidt het gebruik van de computer in het ontwerpproces tot het ontstaan van deze lettertypes? Daarvoor moet worden gekeken naar de principes die de essentie vormen van dit nieuwe medium. Wetenschapper op het gebied van nieuwe media Lev Manovich heeft een aantal kenmerken opgesteld die nuttig zijn voor de beschouwing van deze typografie.
Informatie van digitale media-objecten wordt namelijk gerepresenteerd door numerieke codes waardoor wordt ‘transcoding’ mogelijk gemaakt. Dit betekent dat de ene representatie in een andere kan worden vertaald. Zo kan een afbeelding bestaan uit een combinatie van teksten, die weer bestaan uit letters en vervolgens uit vectoren, dat wil zeggen wiskundig beschreven grafische vormen. Die op hun beurt weer bestaan uit reeksen cijfers en tenslotte uit nullen en enen. Deze cijfers zijn uitwisselbaar. Daardoor kunnen we bijvoorbeeld geluid of warmte vertalen naar beeld in de vorm van respectievelijk geluidsgolven of infrarood. Eveneens is het mogelijk om de coördinaten van de positie van de wielen van een auto of de beweging van een danseres om te zetten naar lijnen in opmaaksoftware.
Niet alles is echt
De voorbeelden hierboven bestaan uit vrij directe typografische vertalingen van vormen in de werkelijkheid. Er bestaat daardoor een directe relatie tussen het lettertype en de werkelijkheid. Deze relatie zou indexicaal kunnen worden genoemd. Dit is een term die vaker wordt gebruikt voor de oorspronkelijk analoge fotografie om een afbeelding aan te duiden die iets representeerde dat in de werkelijkheid echt bestond. Door de techniek waarbij de voorstelling werd gefixeerd op een lichtgevoelige plaat bestond een causale relatie tussen beeld en werkelijkheid. Door deze indexicale relatie kon er op worden vertrouwd dat wat afgebeeld is echt bestaat of heeft bestaan. Maar door de ontwikkeling van digitale technieken voor de beeldmanipulatie van foto’s werd deze relatie tenietgedaan.
Grafisch ontwerper Lennart Breel toont aan dat ook een minder directe relatie met de werkelijkheid kan leiden tot mooie typografie. Hij maakte voor zijn eindexamenproject een drietal lettertypes geïnspireerd op de vormkenmerken van schaduwen, skateboarden en divers ander beeldmateriaal. Dit resulteerde respectievelijk in Obscurity Sans (2012), Fifty Fifty (2012) en Miscellaneous Sans (2012). Hij heeft daarbij een aantal bijzonder vermakelijke video’s gemaakt van het ontwerpproces. Daaruit blijkt dat hij zichzelf aanzienlijk wat vrijheid veroorloofd in de omgang met zijn materiaal. Hij introduceert als het ware een vorm van handmatige manipulatie en staat niet toe dat de techniek, de software, de vormgeving alleen bepaald. Er kunnen dus twee gradaties van transcodering in typografie. Waarbij de eerste een letterlijke typografische vertaling maakt van iets uit de omgeving, terwijl bij de tweede dat meer dient te inspiratie.